stand van zaken en een paar puntjes op de ‘i’ (deel 1) – Company Finance Lab

[ad_1]

Een publish door Stijn De Dier, Tom Vos en
Marieke Wyckaert

Op 28 februari 2024 heeft de commissie voor Justitie het wetsontwerp “houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en various bepalingen Ibis” in tweede lezing goedgekeurd, m.i.v. een aantal amendementen. Zoals eerder besproken op deze weblog (hierhier en hier) voert dit wetsontwerp (onder andere) een nieuw artikel 7:151/1 WVV in met de verplichte goedkeuring door de algemene vergadering voor de overdracht van significante activa door genoteerde vennootschappen.

In een reeks van drie blogposts gaan wij in op een aantal problemen van eerder technische aard, waarvan sommige (deels) werden opgelost by way of amendementen of by way of een toelichting tijdens de parlementaire bespreking, en op een aantal beleidskeuzes. We beperken ons tot de bespreking van het voorgestelde artikel 7:151/1 WVV: de enkele wijzigingen die aan de andere voorgestelde artikelen werden aangebracht laten we buiten beschouwing. In deze eerste blogpost scheppen we wat meer klaarheid over de juiste betekenis van de time period “overdracht van activa”. 

Vooraf previous ook een disclosure: de auteurs van deze blogpost werden geraadpleegd  tijdens het wetgevend proces, weliswaar nadat het wetsontwerp reeds was ingediend[1]. Wij hebben een aantal opmerkingen van zowel beleidsmatige als technische aard gemaakt, binnen de grenzen van het gevraagde advies en rekening houdende met de wetmatigheden van een wetgevend proces. Het is en blijft uiteraard het prerogatief van de wetgever om te beslissen met welke opmerkingen hij rekening houdt en welke beleidskeuzes hij daarbij maakt. In deze weblog staan wij vooral stil bij het eindresultaat na de goedkeuring in de commissie, maar waar we dat nodig of nuttig vinden ook bij de gemaakte beleidskeuzes.

Drempel van 75% en niet van 25%

Hoewel de oorsprong van de beslissing van de wetgever om voortaan de goedkeuring (met gewone meerderheid) van de algemene vergadering te vragen voor de overdracht van ‘activa die betrekking heeft op drie vierden of meer van de activa van de vennootschap’ is gekend[2], en  de Memorie van Toelichting de mosterd ook bij Sofie Cools en in het buitenland ging halen, bleef een grondige lezer toch op zijn honger op een aantal belangrijke aspecten van deze nieuwe regel. Dat was ook de teneur van de blogpost van Marijke Spooren, Ruben Foriers en Emmanuel Wynant. De tweede lezing in de commissie van justitie beantwoordt een aantal openstaande vragen. Daarbij houdt de lezer finest de drempel van 75% of meer in het achterhoofd: het amendement ingediend door de N-VA om de drempel van 75% naar 25%  te verlagen werd niet goedgekeurd. Er bestaan goede argumenten voor en tegen de drempel (zie hierover kort in deze blogpost), maar de invoering en de hoogte ervan zijn uiteindelijk een beleidskeuze. Wijzigt ooit de hoogte van de drempel, dan moeten deze beleidskeuzes, mede aan de hand van de opgedane ervaringen, opnieuw worden bekeken. Daarbij moet toch ook rekening worden gehouden met het gegeven dat overdrachten ter waarde van meer dan 75% van de (geconsolideerde) activa niet zo vaak voorkomen in de praktijk. 

Enkel vervreemding of ook verwerving?

Eén van de niet meteen duidelijke punten was de vraag of met “overdracht van activa” enkel de vervreemding van activa met een (geconsolideerde) waarde van 75% of meer wordt bedoeld, of ook hun verwerving. Met de huidige voorstelde wettekst zijn beide interpretaties mogelijk: beschikbare middelen op de actiefzijde van de (geconsolideerde) balans zijn ook een activa[3]. Ook beleidsmatig is er veel voor te zeggen dat, wanneer een genoteerde vennootschap beschikbare middelen omzet in een nieuwe activiteit, daarvoor de instemming van de algemene vergadering evengoed zou moeten zijn vereist.[4] Anderzijds zou de wettekst beter hebben gesproken van “verwerving en vervreemding van activa” als dat de bedoeling was, eerder dan enkel van “overdracht van activa”. De minister heeft bij de bespreking van de amendementen in de commissie echter duidelijk gemaakt dat de wetgever enkel de overdracht van andere activa dan beschikbare middelen op het oog heeft. Dat is een beleidskeuze, waarmee sommige commentatoren gelukkig zullen zijn. Het is wel te betreuren dat de tekst van artikel 7:151/1 WVV zelf nog steeds speelruimte laat voor een andere interpretatie. In elk geval komt het ons voor dat, wanneer een genoteerde vennootschap op het ogenblik waarop zij aan haar algemene vergadering toestemming vraagt om 75% of meer van haar (geconsolideerde) activa over te dragen, al weet dat zij met de opbrengst daarvan andere activa zal verwerven, zij dit moet melden by way of het verslag van het bestuursorgaan.

Toekenning van een optie

Een tweede vraag is of de goedkeuring door de algemene vergadering ook vereist is wanneer de vennootschap bij beslissing van haar bestuursorgaan een optie (of een daarmee vergelijkbaar recht) verleent op activa die 75% of meer van de (geconsolideerde) balanswaarde vertegenwoordigen, buiten de hypothese van  artikelen 7:151 of seven:152 WVV  (daarover verder meer). Wij menen dat er dan twee mogelijkheden zijn: ofwel beslist het bestuursorgaan alleen daarover. In dat geval moet de algemene vergadering haar goedkeuring aan de overdracht hechten uiterlijk op het ogenblik dat de optie (of het vergelijkbaar recht) wordt gelicht. Het bestuursorgaan doet er dan goed aan die vereiste goedkeuring op te nemen in de contractdocumentatie. Deze werkwijze heeft ook als voordeel dat de algemene vergadering haar goedkeuring geeft over de transactie zoals ze concreet wordt uitgevoerd. Ofwel kiest het bestuursorgaan meteen voor juridische zekerheid, en vraagt het de goedkeuring van de algemene vergadering al op het ogenblik van de vestiging van het recht.

Pand

Moeilijker te beoordelen is de vestiging van een pand op activa (bv. aandelen in de operationele dochter) dat bij verzilvering leidt tot overdracht van significante activa. In dat geval heeft de vennootschap immers niet de intentie om activa over te dragen, maar wel om een schuld te betalen ter waarborging waarvan het pand is gesteld. De overdracht is dan slechts het gevolg van haar contractuele wanprestatie. Males zou van mening kunnen zijn dat het voorgestelde artikel 7:151/1 WVV dan wel toepassing moet vinden op het ogenblik van de pandverzilvering. Toch is die conclusie niet voor de hand liggend: een pand moet immers ‘excellent’ zijn op het ogenblik dat het wordt gevestigd, anders mist het grotendeels zijn doel. Of dat betekent dat de algemene vergadering dan haar goedkeuring moet verlenen bij de vestiging ervan, is niet alleen een erg vergaande interpretatie van de nieuwe regel; het zou mogelijk ook een probleem kunnen zijn voor de praktijk van schuldfinanciering van genoteerde vennootschappen. Een laatste bedenking die we in het debat willen brengen, is dat de verzilvering van het pand meestal impliceert dat de vennootschap bancrupt is. Zoals we in een volgende blogpost zullen uiteenzetten, volgen de insolventieregels hun eigen logica, die mogelijks afwijkt van die van het vennootschapsrecht. Stof tot nadenken dus.

Berekening van de drempel van 75%

In een eerdere weblog werden ook een aantal vragen gesteld over de berekening van de drempel van 75% (met inbegrip van de “look-back”-verrichtingen). Zoals de tekst nu voorligt, wordt geen uitzondering gemaakt voor gebruikelijke transacties tegen marktvoorwaarden (vgl. Met artwork. 7:96, §3, laatste lid en 7:97, §1, vierde lid, 1° WVV), noch voor verrichtingen met een geringe waarde (vgl. Met artwork. 7:97, §1, vierde lid, 2° WVV). Dat zijn opnieuw beleidskeuzes, die belangrijker worden naarmate de drempel zou verlagen. De gevallen waarin een genoteerde vennootschap over een periode van 12 maanden by way of gebruikelijke verrichtingen of by way of opeenvolgende verrichtingen van kleine omvang activa voor een waarde van 75% of meer van haar (geconsolideerde) balans verkoopt, zijn beperkt.

Ook de beslissing om geen bijzondere standards op te leggen om de waarde van de activa waarvan de overdracht wordt voorgesteld te berekenen, zoals dat bv. wel het geval is in het VK en in Frankrijk, is een keuze van de wetgever. Wat in elk geval duidelijk is, is dat die waarde moet worden getoetst aan de laatste openbaar gemaakte jaarrekening, en dat is de definitief door de algemene vergadering goedgekeurde en nadien neergelegde en door de Nationale Financial institution bekendgemaakte jaarrekening (zie artwork. 3:10 – 3:13 WVV).

De Minister heeft een koninklijk besluit in het vooruitzicht gesteld dat een aantal zaken verder kan verduidelijken. 

Stijn De Dier
Tom Vos
Marieke Wyckaert


[1] De auteurs danken het kabinet van de minister van justitie, kamer- en commissielid Koen Geens en zijn parlementair medewerker, Lies Vanquatem, voor de constructieve samenwerking. 

[2] Met title de Werven voor de toekomst van de FSMA. 

[3] Dat kan om beschikbare money gaan, bv. omdat de vennootschap internet ervoor – met goedkeuring van de algemene vergadering – het gros van haar activa heeft vervreemd, maar ook om middelen waar bankfinanciering tegenover staat. 

[4] Weliswaar zal een deel van dergelijke transacties een voorwerpwijziging met zich meebrengen. Dat vereist, anders dan de gewone meerderheid (zonder aanwezigheidsquorum) onder het voorgestelde artikel 7:151/1 WVV, een drievierde meerderheid (met aanwezigheidsquorum) (artwork. 7:154 WVV). Gelet op de traditie van een zeer ruim omschreven voorwerp in de statuten, magazine males er van uitgaan dat dat bijna nooit het geval is. 

[ad_2]

Recent Articles

Related Stories

Leave A Reply

Please enter your comment!
Please enter your name here